Wie door de Oosterstraat in Groningen fietst kan het niet ontgaan. Er is veel leegstand in de straat: vanachter vele ramen hangen zie je de ‘Te huur’ posters hangen. De retailhandel lijkt in zwaar weer te verkeren. Hoe is het gesteld met de Groningse binnenstad en biedt de crisis misschien ook juist kansen? Een rondje langs Groningse bedrijfsmakelaars.
‘Percentages durf ik niet te noemen. Die verschillen erg per straat’, zegt Theo Overduin, van Overduin & Casander bedrijfsmakelaars. ‘Bij de A’kerk en Brugstraat is geen leegstand, maar in de Oosterstraat is het percentage wel twintig procent, als het geen vijfentwintig is.’ Hij pauzeert even. ‘En er komt veel leegstand bij. Vooral de Oosterstraat en Zwanestraat. De detailhandel heeft het zwaar, vooral sinds het laatste kwartaal van vorig jaar. Het bestedingspatroon van consumenten heeft hier alles mee te maken.’ Ook de onzekerheid met de Regiotram heeft de leegstand verder doen oplopen. ‘De mogelijke komst van een Regiotram heeft ervoor gezorgd dat veel winkeliers in de Oosterstraat hun huurcontract niet verlengd hebben’, zegt Overduin. Ook Dolf Stelpstra van DTZ Zadelhoff is het nier mee eens: ‘De ondernemers in de Oosterstraat zijn eigenlijk dubbel gepakt: door de gemeente en door meerdere opeenvolgende recessies.’ Collegamakelaar Igor Feenstra, van Kooistra-Feenstra: ‘De leegstand aan de zuidoostkant van de stad is behoorlijk groot. Wij hebben nu zestig tot zeventig winkels in de verhuur staan. Maar als je dat niet meeneemt denk ik dat het met de leegstand eigenlijk best wel meevalt.’ Volgens Stelpstra doet Groningen het in vergelijking met het landelijk gemiddelde zelfs helemaal niet zo slecht. ‘Op A-locaties is bijna geen leegstand en B-locaties zitten onder het gemiddelde.’
Nieuwe Kansen
Alle drie de makelaars verwachten dat de crisis nog wel even aanhoudt en de detailhandel het voorlopig nog niet makkelijker krijgt. Stelpstra: ‘Ik verwacht in de toekomst meer leegstand. De randen zullen afsterven en wat overblijft is een compacte binnenstad. Dat heeft er ook mee te maken dat oudere ‘traditionele’ ondernemers geen opvolgers hebben. Wel verwacht ik in de toekomst een toename van het aantal franchise ondernemers. Je zal ook steeds meer nieuwe concepten gaan zien, etalages die een soort uithangbord worden. Of pop-up stores, die zijn overgewaaid uit Engeland en de VS.’
Maar toch gloort er een sprankje hoop aan de horizon. Overduin: ‘De winkelier zal de komende tijd nog wel onder druk blijven staan, maar uiteindelijk zal de detailhandel weer aantrekken. Je ziet het aan de Nieuwe Ebbingestraat, die is al weer aardig ingevuld. Er wordt al wel weer verhuurd, maar vaak tegen lagere huurprijzen en kortere looptijd. Zo kan de crisis ondernemers dus ook kansen bieden.’ Feenstra sluit zich hier bij aan. ‘Ik denk dat het nog wel twee jaar zware tijden blijven voor de retail. Maar aan de andere kant: verhuurders willen een pand graag verhuren. Er is daarom veel flexibiliteit mogelijk. Je kunt je er je voordeel mee doen.’ Als voorbeeld noemt hij het project Jongeondermingsplan. ‘Via dit intiatief kunnen jonge ondernemers goedkoop een winkel openen. Voorbeelden zijn Stardust, een winkel voor vintage kleding en andere kleine winkeliers, zoals een reparateur van spijkerbroeken.’ Stelpstra: ‘Uiteindelijk staan de echte ondernemers op die gebruik maken van nieuw kansen. Ook negatieve tijden zijn soms goed. Het brengt de creativiteit tot bloei.’